zondag 30 september 2012

Mijnsheerenland

"De naam Mijnsheerenland werd na vele bezoekjes van oma door onze oudste zoon toen hij nog klein was al snel veranderd in Oma'sheerenland, omdat hij dacht dat het van haar was als ze erover sprak".

In 1438 koopt Lodewijk van Praet, Ambachtsheer, 'Scobbe' en 'Everocken', vroegere benamingen van onbedijkt land. Hij laat een ringdijk aanleggen die in 1440 gereed is, de polder krijgt de naam 's Heerenland van Moerkerken. Lodewijk is nl. ook heer van Moerkerken een plaatsje nabij Brugge in Belgie. Hij laat er 7 huizen bouwen voor de heemraden die de dorpskom vormen. Het dorp wordt Zevenhuizen genoemd.
Het moet hier vanaf het jaar 0 een soort Biesbosch zijn geweest met veel water en eb en vloed. De hoofdwaterstromen liepen oost-west en werd als Vliet aangeduid. Stromend vanaf Westmaas noordwaards en die bij Claeswael zo werd aangeduid en ter hoogte van de Smidsweg Group werd genoemd. Er blijkt bewoning geweest te zijn op hoger gelegen gedeelten, naar de vondsten van leden van Stichting Archeologie Hoeksche Waard. De Binnenmaas was onderdeel van een stromende rivier (de Mase). De oevers werden 4000 jaar bewoond. In de late Middeleeuwen werd een stuk Maasarm afgedamd, slibden de stroomgeulen buiten de dammen geleidelijk dicht waardoor een binnenwater ontstond; de Binnenbedijkte Maas, de Binnenmaas. In 1270 werd de oostelijke dam met sluizen gebouwd, daar is het dorp Maasdam ontstaan. Na de St. Elisabethsvloed veranderd het aanzien van de streek heel veel. In 1439 is de westelijke dam gelegd en daar ontstond het dorp Westmaas. Het grootste binnenwater van de Hoeksche Waard doet dienst als zoetwaterreservoir voor de omliggende polders. Biedt tegenwoordig plaats aan de watersportvereniging en de scouting en doet dienst als recreatiegebied.

Moerkercken, 's Heerenland, Mijnsheerenland van Moerkerken en van de Merwe, Mijnsheerenland tot 1984 zelfstandig, daarna vormt het tot 2007 met Puttershoek, Maasdam, Westmaas en Heinenoord de Gemeente Binnenmaas. Als ook 's Gravendeel zich erbij voegt telt de Gemeente bijna 29.000 inwoners.
Het Wapen van Mijnsheerenland van Moerkerken heeft 2 roode dwarsbalken op goud veld, in het midden en aan de uiteinden bij elkaar 5 St. Jacobsschelpen.

Dorpen ontstaan op een dijk en aan een kreek die een natuurlijke haven bood. Mijnsheerenland vormt hierop een uitzondering, doordat het als buitenplaats met landgoederen ontstond. Het wordt dan ook wel het 'Wassenaar van de HW' genoemd. Het is boomrijk met esschen, iepen en wilgen langs de 4 wegen en de Vliet. 
Omstreeks 1445 laat Lodewijks zoon, Vranck van Praet die is gehuwd met Elisabeth van Loon, het Hof van Moerkerken bouwen. De omschrijving van dit 'tamelick herenhuis' luidt in 1620; 'het huijs en hoff te Moerkerken, de keete, druijfhuijs, boomgaert, thuijn, visscherij van de haven van Moerkerken, het lant achter den voorszegde thuijn, mittsgaders het lant en rijetvelt lanq den maeskant. Het uiterlijk van het huidige landhuis gaat terug naar 1664 en een verbouwing in 1796 omdat het oorspronkelijke huis is afgebrand.
Eigenaresse van de heerlijkheid Mijnsheerenland van Moerkerken van 1765-1894 was het geslacht van Assendelft de Coningh. Belangrijke gasten komen op de Hof vertoeven. In 1860 geboren Frederik Willem van Eeden schrijver psychiater gehuwd met Martha van Vloten een nicht van Mr. Jan van Gennep Ambachtsheer kwam in 1900 om 'Van de koele meren des doods' te schrijven. Verwey dichter en letterkundige en Witsen schilder, aquarellist en etser beiden gehuwd in de familie kwamen ook om zich aangenaam te verpozen, te praten, wandelen, schrijven, dichten, etsen, zwemmen en roeien. Er waren 5 dienstbodes en diverse tuinlieden. Langs de oprijlaan ligt de haveningang waar beurtschepen de goederen kwamen lossen voor de mensen in het dorp en voor het hof.
badhuisje 19e eeuw

In 1894 wordt een aannemer eigenaar van het Hof. De bomen worden gerooid en het landgoed staat jaren leeg om gesloopt te worden. In 1902 wordt de grootvader van Mr. Pieter van Vollenhoven de nieuwe eigenaar. De familie Hintzen gebruikt het Hof tussen 1925-1950 als een echt 'buiten' en wonen er alleen 's zomers.  In 1939 komt er een groep Joodse kinderen wonen die opgeleid worden om in Palestina te gaan leven. Zij werken in de druivenkas en de zgn. koude bak waarin groenten en kruiden worden geteelt. Wanneer de dreiging van W.O.II ook in de HW doordringt worden zij allen tijdig geevacueerd. Een maquette in de ommuurde tuin herinnert nog aan hun verblijf.
Daarna wordt het Hof ingericht als herstellingsoord voor tuberculose patienten.
Bekende bewoners zijn nog de familie van Ir. L.P. Ruijs.
Sinds 5 mei 2012 wordt de Hof bewoond door de fam. Stolk. Zij hebben meteen een aanvang gemaakt met onderhoud aan de historische tuin-en parkaanleg, de brug met gietijzeren hek en leuning uit de 19e eeuw alsook de tuinmuur. De zonnewijzer, druivenkas en koude bak zijn vroeg 20ste eeuw alsook het badhuis. Allen monument. Het koetshuis laat 18e eeuw, oranjerie schuur en stal 19e eeuw. Het hof zelf wordt zoveel mogelijk teruggebracht in oude stijl. Er zijn muurschilderingen teruggevonden en ook op enkele deuren staan afbeeldingen.


Als goed edelman en trouw aan zijn koning schonk Vranck van Praet grond en geld voor de bouw van een Roomskatholieke kerk op 7 maart 1445. Deze werd gewijd aan Sint Laurens en Sint Geertrud. In 1574 werd de kerk protestant. De laatste priester verkoos na de reformatie predikant te worden. Beelden en altaren verdwenen uit de kerk.
Gebouwd in gotische stijl voor erediensten en grafruimte voor de familie van Praet. De kerktoren is 48 mtr. hoog en daarmee de hoogste in de HW. 
In het koor, wat hoger ligt dan het schip van de kerk omdat de priester een trede hoger moest staan dan het gewone volk, liggen na de verbouwing in de 20ste eeuw de grafstenen van de belangrijkste mensen van het dorp, zoals van een Franse onderwijzer die aan het hof van de Prins van Oranje kwam. Tevens is daar de graftombe van Elisabeth van Loon echtgenote van Vranck van Praet. Omdat vermogende mensen werden begraven onder het schip ligt de toren weer lager. In de toren een arrestantenhok uit 1629 met daarop het monogram van Simon Huygens, secretaris en koster van de kerk.
Een muurschildering van 'St. Joris en de draak', een rouwbord uit 1595 van de echtgenote van Jonkheer Gooswijn van Raesvelt. De ambachtsheeren-en vrouwenbank, de preekstoel type 'houten broek' 17e eeuws. De kwartobijbels uit 1793 zijn aangekocht van boetes op verzuim van kerkdiensten door predikanten en kerkenraadsleden. Een 18e eeuws Batz van Vulpen orgel.

Na de restauratie halverwege de 20e eeuw kreeg de kerk de naam Laurentiuskerk hoewel de bevolking spreekt van de Dorpskerk omdat er in Mijnsheerenland slechts 1 kerk is. Boven de ingang J. de Jong Anno 1829 kerkmeester. Het smeedijzeren toegangshek is uitgevoerd in Lodewijk    
de XV-stijl met gebogen
zijstukken en top, versierd met voluten en rocaille motieven deels verguld. Midden 18e eeuw monument erfafscheiding.
We vinden op het kerkplein de grafsteen van Ds. Jan Knottenbelt en zijn echtgenote Cornelia Theodora van der Houven ambachtsvrouwe, eerder weduwe van Assendelft de Coningh.


Wilhelminastraat 33 is de oude pastorie. Een laat 18e eeuws deftig herenhuis van parterre en verdieping met twee evenwijdige schilddaken. Aan de voorzijde schilddak evenwijdig aan de straatas. Dakkapellen en hoekstenen. Zwarte kroonlijst boven de voorgevel. Boven de deur gietijzeren bovenlicht. Stoeppalen met kettingen. Monument.

Het dorp bezit 2 monumentale molens; industrie-en poldermolen 1749 korenmolen De Goede Hoop staat in het dorp en de wipmolen uit 1732 aan de provinciale weg de Oostmolen werd tot 1948 gebruikt voor bemaling van de polder Moerkerken. Recentelijk geheel gerenoveerd.

In 1928 begint Bastiaan Rongen met zijn vrouw Janna een 'Albert Heijn' winkel. Hij brengt de boodschappen met de bakfiets aan huis en is tevens bezorger van de post. De oudste zoon Jan Leendert komt om in Indie. Wanneer Janna overlijdt komt dochter Willy die op het postkantoor werkt in de winkel. Bastiaan blijft nog lang na zijn pensionering expresse post bezorgen, maar Willy leert van hem hoe ze de winkel moet bestieren. Tot op de dag van vandaag doet ze dit nog steeds in de geest van haar vader. Het winkeltje ziet er nog authentiek uit en heeft een beperkt aanbod van de dagelijkse boodschappen.   

Vele straatnamen in Mijnsheerenland herinneren aan historische inwoners. Men zegt dat Moerkerken is afgeleid van kerk in het moeras, maar moeren is ook de benaming van delven van zout. Er werden putten gegraven en de veengrond werd verbrand. In de as werd zout gevonden. Dit werd als betaalmiddel gebruikt, dus werd in die tijd gezien als goud. Het graven werd steeds dichter bij de dijken gedaan, waardoor deze gingen verzakken en er weer overstromingen kwamen. Men zegt dan ook dat dit de oorzaak is van de grote overstromingen in 1421 en 1468. Pas eind 15e eeuw wordt zout geimporteerd en gestopt met de zoutwinning.